- 06 februari 2020#piste
Voor Kenny De Ketele is het ‘money time’ wat de Olympische Spelen aangaat
Op de Olympische Spelen van Peking greep Kenny De Ketele net naast een medaille. Aan de zijde van Iljo Keisse finishte ‘King Kenny’ op de vierde plaats – de meest ondankbare plek in een wedstrijd die onder de Vlam wordt afgewerkt – in de madison. “Een trauma is dat niet, omdat de hoop leeft dat ik dat in Tokio goed kan maken.”
De beste van zijn provincie zijn. Daar begon het allemaal mee. De nummer één worden in België, Europa én de wereld was wat volgde. Kenny De Ketele heeft een veelvoud aan fraaie shirts in de kleerkast hangen. Alleen een olympische medaille ontbreekt. Voorlopig, als het aan de baanrennerligt. Want De Ketele ademt, eet en drinkt Tokio. “Vraag me niet wat ik na de Olympische Spelen van plan ben. Misschien stop ik, misschien ga ik door. Om dat te bepalen heb ik later nog tijd genoeg. Nu draait alles rond dat éne evenement.”
Ben jij voor de Belgische pisteploeg een beetje wat Vincent Kompany voor Anderlecht is? Je lijkt zo’n beetje de rol van speler-coach te vervullen.
Kenny De Ketele: “Ik denk het niet. Als ik wat kan bijsturen zal ik dat zeker niet laten. Al deed ik dat vroeger meer dan nu. Omdat de jeugd van vandaag zich iets minder makkelijk laat sturen. Als mannen als Matthew Gilmore of Iljo Keisse me vroeger iets meegaven, probeerde ik dat altijd op te pikken. Omdat ik als jonge kerel echt opkeek naar die oudere collega’s. Maar die gasten van nu zijn veel volwassener, veel mondiger ook. Die hebben een uitgesproken mening over veel dingen en een eigen entourage die hen wegwijs maakt. Dus ik dring absoluut niets op.”
Is dat positief of negatief? Of gewoon 2020?
“Dat is gewoon de evolutie. Het is een goeie zaak dat renners kunnen terugvallen op ervaring en knowhow in eigen midden, al neemt dat niet weg dat er altijd ruimte moet blijven voor inbreng vanuit de federatie. De coach en de sportieve staff moeten ook hun invloed kunnen uitoefenen. Het is niet altijd even makkelijk om die belangen met mekaar te verzoenen, maar dat is de juiste weg.”
Je was een tijdje jongerencoach bij Belgian Cycling. Stopte dat avontuur omdat je te weinig eigen inbreng had ten overstaan van die jongeren, of wilde je gewoon weer gaan focussen op je persoonlijke carrière?
“Het ene stond het andere in principe niet in de weg. In mijn tweede jaar als coach werd ik tegelijk ook Europees kampioen ploegkoers. Al kostte de combinatie wel enorm veel energie. De vraag om jeugdcoach te worden kwam vanuit de federatie. Dat verzoek kwam uit het niets, en ik ging er meteen op in. Omdat ik echt graag wilde proeven van dat werk. Dat dat avontuur na twee jaar werd stopgezet was ook weer de keuze van Belgian Cycling. Het was sowieso de bedoeling dat ik daar in de aanloop naar de Olympische Spelen niet mee bezig zou zijn, om de volle focus op mijn sportieve prestaties als atleet te kunnen houden. Ik wilde die taak als bondscoach in de ijskast steken na afloop van het EK voor de jeugd van medio vorig jaar. Maar de omstandigheden wilden dat er iets vroeger een einde aan kwam.”
Heb je veel geleerd in de loop van die twee jaar?
“Absoluut. Ik ben de zaken door een andere bril gaan bekijken. Ik leerde in de schoenen van de staff te staan. Als renner verwacht je dat iedereen alles voor je doet. Dat je fiets klaarstaat, dat de verzorger eten en drinken voor je maakt, je spullen wast en je na afloop masseert, dat de coach voor je in de weer is en je persoonlijke schema van buiten kent… Ik besef nu dat dat allemaal niet voor de hand ligt. In de aanloop naar de Olympische Spelen ga ik nu veel bewuster met de staff om. Ik maak mijn eigen planning, deel die met de mensen die me omringen en maak hen duidelijk wat ik precies van hen verwacht. Dat is goed voor iedereen, denk ik. Persoonlijk kan ik elke renner aanraden om eens aan de andere kant van het hek te gaan kijken, gewoon om te beseffen en te waarderen wat iedereen op dagelijkse basis voor ze doet om het hen naar de zin te maken. Na mijn carrière zou ik graag in de wielersport blijven. Ook in die optiek bekeken was die periode als coach uiterst leerrijk.”
In de kern van de nationale ploeg zitten renners die jij als coach onder je hoede hebt gehad. Geeft het een gevoel van trots dat je wat hebt kunnen betekenen in hun ontwikkeling?
“Jongeren als Fabio Van Den Bossche en Shari Bossuyt heb ik twee jaar gecoacht. Naar hen kijk ik met andere ogen, als ik dat met andere renners vergelijk. Ik geloof echt dat ik ze dingen heb geleerd die nuttig zijn, absoluut. En het is leuk te merken dat ook zij aan die samenwerking een goed gevoel hebben overgehouden.”
“Er is een kloof met de rest van de pisteploeg wat gemeenschappelijke interessepunten betreft. Aanvankelijk had ik het daar moeilijk mee, maar ik heb geleerd dat te accepteren.”
Je wordt de laatste jaren bij de nationale ploeg steeds meer omringd door jonge wolven. Krijg je niet stilaan een ‘nonkel Kenny’-gevoel?
“Als ik heel eerlijk ben: ja. Zonder dat als negatief te gaan benoemen, er ontstaat een steeds grotere kloof tussen mezelf en de rest van het team. De interesses van die jonge gasten zijn vergelijkbaar met de dingen die ook mij bezighielden toen ik hun leeftijd had. Maar ik ben geëvolueerd met het ouder worden. Ik heb alles al gezien en meegemaakt, ik merk van mezelf dat ik steeds meer prijs ga stellen op rust. Die mannen steken veel meer energie in zaken die ik als vanzelfsprekend ervaar. Waar zijn we? Wat gaan we hier doen? Is hier iets te beleven? De dingen rond het fietsen, kortom. Dat maakt dat ik soms een beetje alleen sta.”
Heb je het daar moeilijk mee?
“Aanvankelijk wel, ja. Maar ik heb gaandeweg geleerd dat te accepteren. Ik ben 34. Fabio Van Den Bossche is 19. Dat is een groot verschil, hé. Al die jonge gasten zaten samen op school, die hangen aan mekaar. Er is dus onvermijdelijk een kloof wat gemeenschappelijke interessepunten betreft. Ik heb een tijdje geprobeerd me te mengen in die groep, maar ik merkte snel dat dat niet evident was. Ik veronderstel dat ze op een bepaald moment gedacht hebben van: ‘wat probeert die nu?’ Betrekken ze mij nu bij een van hun gesprekken: leuk. Hebben ze het over iets dat ver van mijn interessesfeer ligt: ook goed. Dan hou ik me afzijdig. Dat werkt beter voor mij.”
Vraag jij je wel eens af hoe die jonge gasten over je denken?
“Ja. Eigenlijk wel. Bij momenten heb ik echt het gevoel dat ze me respecteren voor wat ik in mijn carrière heb bereikt. Maar soms krijg ik de indruk dat ik er niet echt bij hoor. Dat is niet altijd even makkelijk. Soms schieten er veel gedachten door mijn hoofd. Maar niet iedereen kan je beste vriend zijn. Dat heb ik ondertussen aanvaard. Ik kan alleen maar hopen dat iedereen er net zoals ik over denkt.”
Hoe ga je om met de steeds stijgende concurrentie? Want ook jij moet knokken voor je plekje.
“Dat klopt. En ik wil er alles aan doen om die selectie in de wacht te kunnen slepen. Ploegkoers, dat is mijn ding, dat is mijn leven.”
“Ik wil mijn kans krijgen om voor die medaille te gaan.”
Jij hebt een indrukwekkende erelijst op de piste. Maar er is nog één ding dat ontbreekt. Hou jij een trauma over aan die vierde plaats op de Spelen van Peking?
“Ik kreeg nog maar één keer de kans op olympisch eremetaal, en dat ontglipte me in laatste instantie. Ik was toen ook nog maar 23 jaar. En destijds werd er nog volgens het oude systeem gereden. Behaalde winstrondes gingen vól naar de einduitslag, terwijl je nu 20 bonuspunten krijgt als je één rondje voorsprong neemt op de rest. Dat kan je dus nog ophalen als je het goed doet in de sprints. Toen ik nog met Iljo Keisse als partner aan de slag ging haalden wij in bijna elke ploegkoers het hoogste aantal punten. Met het systeem van nu hadden we in Peking allicht wél gescoord. Even kreeg het iets van een trauma voor mij, toen de madison van het olympisch programma werd geschrapt. In Londen was ik erbij als lid van de ploegenachtervolging. Op zichzelf was die kwalificatie al een stunt, want we hoorden op dat moment bij de tien beste teams van de wereld. Rio ontglipte ons dan weer met de ploeg, en voor het omnium speelde ik mee een rol in de plaatsing maar was ik uiteindelijk slechts reserve. Terecht: want Jasper De Buyst was op dat moment gewoon beter. Maar nu de ploegkoers weer een plek krijgt in het programmaschema zit ik echt wel met het gevoel dat het money time is, dat het moét gaan gebeuren. Want de realiteit wil dat dit misschien mijn laatste mogelijkheid wordt. Ik wil de kans krijgen om voor die medaille te gaan.”
Je spreekt in de voorwaardelijke wijs. Als atleet heb je dus nog een planning op lange termijn?
“Ik probeer voorzichtig te zijn en geen bruggen op te blazen, hou het daar maar op. Toegegeven: er zijn momenten geweest dat ik aan het einde van mijn carrière dacht. In principe zou Tokio een mooi laatste echt grote doel kunnen zijn. Maar uit gesprekken met mijn entourage en mijn manager leerde ik dat het gevaarlijk is om daar nu al openlijk over te praten. Tokio zou het einde kunnen zijn, al kunnen de Olympische Spelen net zo goed de aanleiding zijn tot meer en beter. Wie weet. Ik kijk voorlopig alvast niet verder dan de zomer van 2020.”
Hoe belastend is het proces om dat ticket voor de Spelen af te dwingen? Je hebt de voorbije jaren een stuk van de wereld gezien.
“Het is het vuur dat je vooruit drijft. Na afloop van het WK in Berlijn zal ik een pak wijzer zijn. Dan maken we de balans op. En dan rest er nog tijd genoeg om volle bak toe te leven naar Tokio. Wat rust nemen, een blok wegwedstrijden, specifieke trainingen en wat koersen op de piste als voorbereiding: dat is het ideale traject.”
“De basis van mijn succes is altijd geweest dat ik pistewielrennen beschouw als een spelletje dat ik elke dag wil spelen.”
Hoe ver wil je gaan om goed te zijn in Tokio? Want iederéén steekt straks een tandje bij.
“Ik zal nooit opofferingen brengen die mijn eigen geluk in de weg staan. De basis van mijn succes is altijd geweest dat ik pistewielrennen als een passie heb beschouwd, als een spelletje dat ik elke dag wil spelen. Als je dit vak met je hart beleeft presteer je automatisch beter. Voel ik mezelf beter in mijn vel door als een absolute maniak alles weg te cijferen in functie van één wedstrijd? Nee. En wie niet goed in zijn vel zit kan ook niet goed presteren. Zo simpel is dat. Alles heeft een evenwicht nodig. Als mijn balans tussen geven en nemen niet keurig halfweg staat komt er bij mij niks van. Ik heb geen moeite met het maken van opofferingen. En dan heb ik het niet alleen over trainen. Ik heb mijn voedingsschema aangepast, en drink bijvoorbeeld geen druppel alcohol meer tot de Olympische Spelen achter de rug zijn. Dat zijn van die dingen waar ik me aan optrek. Koffie zwart drinken in plaats van met melk en suiker, nog zoiets. Dat kan banaal lijken, maar reken op jaarbasis maar eens uit hoeveel minder suiker je in je lichaam krijgt en je schrikt van het resultaat. Ook op die manier hou ik mezelf scherp.”
Stel dat je in Tokio aan de slag mag in de ploegkoers. Hoe moeilijk is het dat je geen vat hebt op de keuze van de ploegmaat waarmee je die proef mag afwerken?
“Lastige vraag. Eerlijk: in het verleden is dat nooit een probleem geweest. Ik kon altijd al rijden met de collega die op dat moment mijn voorkeur wegdroeg. Kijk, er zijn altijd stages en voorbereidingswedstrijden die duidelijk maken wie het best aantreedt in welk nummer. En vergis je niet: renners voelen dat zelf ook aan, hoor. Als je je neerlegt bij het feit dat de beste renner altijd rijdt is er geen ruimte voor discussie. Dan speelt het absoluut geen rol met wie je eventueel beter kan opschieten, of met wie je liever de kamer deelt. Dan telt alleen maar het mogelijke resultaat op het einde van de wedstrijd. Sportieve ambities gaan altijd voor. Omdat iedereen keihard werkt om het allerhoogste te bereiken.”
Tekst: Guy Vermeiren
Foto’s: Facepeeters en Photo News
Video: Facepeeters
Recent
- #piste
Vier handen op één buik bij coachduo Tim Carswell en Kenny De Ketele
17 juni 2022"Het is fijn om in alle openheid vragen aan elkaar te kunnen stellen. Er is weinig ego in ons team”... - #weg
Voor elk wat wils
12 mei 2022Lotto Beker van België Elite 2 en U23 Wie bij de beloften de absolute top viseert vindt zijn gading bij... - #weg
Voer voor sportieve duizendpoten
05 mei 2022Lotto Beker van België voor junioren omvat vier wielerdisciplines Wie jong is pikt dingen snel op. Geen wonder dus dat...